Home Vragen De edele Koran Hoe weten we dat de Koran van God komt?

Hoe weten we dat de Koran van God komt?

1
Komt de Koran van God

God is de schepper, ontwerper en morele wetgever van het universum wiens bestaan we niet kunnen ontkennen. Dat zegt echter niet alles over God. De volgende vraag is: Hoe kunnen we zeker weten dat de Koran van God komt?

Wat volgt is een eenvoudige en logische redenering waarom de Koran het woord van God is. Voor we het belangrijkste argument bekijken, volgt eerst wat uitleg over twee manieren om kennis te verwerven.

Getuigenis

Het merendeel van wat we weten steunt op wat anderen ons hebben gezegd. Dit geldt ook voor ware feiten die we nooit zullen ontkennen. Voor velen van ons hoort tot die waarheden het bestaan van inheemse stammen in het Amazonewoud, fotosynthese, ultraviolette straling en bacteriën. Denk eens na over dit denk-experiment. Hoe zou je tegenover een onbekende bewijzen dat je moeder echt degene is die jou ter wereld heeft gebracht? Hoe bizar die vraagt ook klinkt, ze zal ons helpen om beter inzicht te krijgen in een belangrijke maar onderschatte bron van kennis.

Je kan zeggen: “Mijn moeder heeft het me gezegd”, “Het staat in mijn geboorteakte”, “Mijn vader was erbij en heeft het mij verteld” of “Ik heb de patiëntengegevens van mijn moeder gecontroleerd.” Al deze antwoorden zijn geldige antwoorden. Maar ze steunen nog steeds op verklaringen van andere mensen. Voor een sceptische geest volstaat dit misschien niet.

Je kan proberen een empirische grond voor je bewering te krijgen door de DNA-kaart te trekken of naar videobeelden te verwijzen. Je overtuiging dat je moeder is wie ze zegt te zijn steunt niet op een DNA-test. De realiteit is dat de meesten van ons zelfs nooit een DNA-test hebben gedaan.

Je overtuiging steunt ook niet op videobeelden, want dan nog moet je de ander geloven die beweert dat jij de baby in die video bent. Waarom zijn we hiervan dan toch zo overtuigd? De enige reden die je daarvoor hebt, is wat anderen zeggen – met andere woorden hun getuigenis. Getuigenis is een vitale maar onopgemerkte bron van het merendeel van onze kennis

Inferentie: kiezen voor de beste verklaring

Een andere manier om kennis te verwerven, is een proces dat we kennen als inferentie (kiezen voor de beste verklaring). Veel van wat we geloven steunt op een manier van redeneren die begint met het verzamelen van gegevens, feiten of veronderstellingen om dan op zoek te gaan naar de beste uitleg daarvoor. Laten we je moeder er nog eens bijhalen.

Ze is hoogzwanger. Jij zit in haar buik en ze was uitgerekend voor vorige week. Plots breekt haar water en krijgt ze hevige krampen. Dus is het veilig voor je vader en het medisch personeel om te veronderstellen dat de bevalling is begonnen. Nog zo’n voorbeeld: Enkele jaren later ziet je moeder een open pakje koekjes liggen, en rond je mond en op je kleren zitten kruimels. Ze leidt daaruit af dat jij het pakje hebt geopend en jezelf enkele van die koekjes hebt gegund. In beide voorbeelden zijn de getrokken besluiten niet noodzakelijk juist of onbetwistbaar, maar ze zijn wel de meest logische verklaring in het licht van alle beschikbare feiten. Dit denkproces kennen we als ‘inferentie naar de beste verklaring’.

Aan de hand van de bovenstaande concepten zullen we aantonen dat de Koran een onnavolgbare redevoering in de Arabische taal is, en dat God de beste verklaring is voor die onnavolgbaarheid. Wat we bedoelen met ‘onnavolgbaarheid’ is dat niemand ooit in staat is geweest om de taal- en literaire kenmerken van de Koran voort te brengen of na te doen.

Het wonder van de Koran

De Koran werd aan Profeet Muhammad (vrede en zegeningen zijn met hem) geopenbaard in Arabië tijdens de 7° eeuw. Deze periode stond bekend als een tijdperk van literaire en taalkundige perfectie. De Arabieren van de 7° eeuw waren door hun sociale omstandigheden mensen geworden die de beste ter wereld waren wat dichtkunst en taalvaardigheid betrof. Toen ze echter de Koran te horen kregen, waren ze zo stomverbaasd, perplex en verbluft dat ze er stil bij werden. Ze waren niet in staat iets in de zin van de Koran voor te brengen.

Het werd nog erger. De Koran daagde deze taalkenners bij uitstek uit om zijn unieke literaire en taalkundige kenmerken te imiteren, maar dat lukte hen niet. Sommige experten erkenden dan ook dat de Koran van God komt. Het merendeel nam echter zijn toevlucht tot boycot, oorlog, moord, martelingen en een desinformatie-campagne. Het is zelfs zo dat experts doorheen de eeuwen steeds betere middelen hebben ontwikkeld waarmee ze de Koran zouden kunnen uitdagen, maar ook zij hebben getuigd dat de Koran niet geïmiteerd kan worden en dat zelfs de beste taalkenners hierin hebben gefaald.

Hoe kan een niet-Arabier of een niet-expert op het vlak van de Arabische taal de onnavolgbaarheid van de Koran begrijpen?

Hier speelt het getuigenis een rol. De bovenstaande veronderstellingen steunen op een gevestigde stroom van schriftelijk en mondeling doorgegeven kennis van vroegere en hedendaagse geleerden van de Arabische taal. Als dit klopt, en als de mensen die het best waren geplaatst om de Koran uit te dagen er niet in geslaagd zijn om zijn Goddelijke redevoering te imiteren, wie was er dan de auteur van?

Hier stopt het getuigenis en begint het gebruik van inferentie. Om de keuze voor de beste verklaring te maken, moeten we de mogelijke rationalisaties voor de onnavolgbaarheid van de Koran analyseren. Enkele daarvan zijn dat hij werd geschreven door een Arabier, door een niet-Arabier, door Muhammad ﷺ of door God.

Wanneer we alle feiten zullen hebben bekeken, zal het onmogelijk blijken te veronderstellen dat de onnavolgbaarheid van de Koran kan worden verklaard door hem toe te schrijven aan een Arabier, een niet-Arabier of zelfs aan Muhammad ﷺ. Daarom is God de inferentie voor beste verklaring.

We kunnen de argumentatie als volgt samenvatten:

1. De Koran legt de mensheid een literaire en taalkundige uitdaging voor.
2. De zevende-eeuwse Arabieren waren het best geplaatst om die uitdaging van de Koran aan te kunnen.
3. De zevende-eeuwse Arabieren zijn hierin niet geslaagd.
4. Geleerden hebben de onmogelijkheid om de Koran te evenaren bevestigd.
5. Geleerden die iets anders beweren, zijn niet geloofwaardig omdat zij daarvoor bewezen en erkende achtergrondinformatie moeten ontkennen.
6. Om deze vijf redenen is de Koran onnavolgbaar.
7. De mogelijke verklaringen voor de onmogelijkheid om de Koran te imiteren zijn dat hij werd geschreven door een Arabier, of door een niet-Arabier, of door Muhammad ﷺ of door God.
8. Hij kan niet komen van een Arabier, een niet-Arabier of Muhammad ﷺ.
9. Daarom is de beste verklaring dat hij van God komt.

1. De Koran legt de mensheid een literaire en taalkundige uitdaging voor.

“Lees in de naam van je Heer.” Dat waren de eerste woorden van de Koran die 1400 jaar geleden aan Profeet Muhammad ﷺ werden geopenbaard.

Muhammad ﷺ, die erom bekend stond dat hij vaak ging mediteren in een grot even buiten Mekka, ontving door openbaring een boek dat een enorme impact zou hebben op de wereld waarin we vandaag leven. Niemand had ooit een gedicht van hem gehoord of gemerkt dat hij over een bijzonder retorisch talent beschikte. Toch ontving Muhammad ﷺ daar de eerste woorden van een boek dat zou handelen over geloof, wetgeving, rituelen, spiritualiteit en economie in een totaal nieuwe stijl, in een geheel nieuwe literaire vorm.

De moslims hebben de unieke literaire en taalkundige kenmerken van de Koran gebruikt om een aantal argumenten te benadrukken die hun geloof dat het Boek van God komt staven.

Jalal al-Din al-Suyuti, een vruchtbaar auteur en geleerde uit de vijftiende eeuw, vat de doctrine van de onnavolgbaarheid van de Koran als volgt samen:

… toen de Profeet ﷺ hen (de uitdaging) voorlegde, waren zij de meest welbespraakte redenaars. Hij daagde hen dus uit om iets gelijkaardigs voort te brengen (als de gehele Koran). Vele jaren gingen voorbij en ze slaagden er niet in, zoals God zegt: ‘Laten zij dan een gelijkaardige recitatie voortbrengen als zij waarachtig zijn.’ Daarna daagde hij (de Profeet ﷺ) hen uit om 10 gelijkaardige hoofdstukken voort te brengen, wanneer God zegt: ‘Zeg, breng dan tien gelijkende hoofdstukken, en roep de hulp in van wie je maar wilt buiten God, als jullie waarachtig zijn.’
Daarop daagde hij hen uit om slechts één enkel (hoofdstuk) te schrijven, doordat God zegt: ‘Of zeggen ze dat hij (de Profeet) hem heeft vervaardigd? Zeg: Breng een gelijkaardig hoofdstuk en roep de hulp in van wie je maar wil behalve God, als jullie waarachtig zijn…’
Toen ze (de Arabieren) er niet in slaagden om zelfs maar één hoofdstuk zoals die van de Koran voort te brengen, terwijl ze toch tot de meest welbespraakte redenaars hoorden, verkondigde de Profeet hun mislukking en hun onvermogen (om de uitdaging aan te gaan), en verklaarde hij dat de Koran niet kon worden geïmiteerd. Daarop zei God: ‘Zeg: als de hele mensheid en de jinns samen zouden werken om iets als de Koran te maken, dan zouden zij daar niet in slagen – zelfs niet als ze elkaar zouden helpen’.

Volgens de klassieke exegese (tekstuitleg) vormen de verschillende koranverzen, die uitdagen om een hoofdstuk als die van de Koran voort te brengen, een gedurfde oproep aan alle taalkundige experten van elk tijdperk om de taalkundige en literaire kenmerken van de Koran te evenaren. De middelen om die uitdaging aan te gaan zijn de beperkte spellingregels, literaire en taalkundige middelen en de achtentwintig letters van de Arabische taal. Dit zijn onafhankelijke en objectieve maatstaven die voor iedereen beschikbaar zijn.

Het feit dat hij (de Koran) sinds zijn openbaring tot op vandaag niet werd geëvenaard, is voor de meeste geleerden die vertrouwd zijn met de Arabische taal en de taal van de Koran geen verrassing.

2. De zevende-eeuwse Arabieren waren het best geplaatst om die uitdaging van de Koran aan te kunnen.

De Koran daagde de grootste Arabische taalkunstenaars, de zevende-eeuwse Arabieren, uit. Het feit dat zij de piek van hun welbespraaktheid hadden bereikt wordt bevestigd door zowel westerse als oosterse geleerden.

De geleerde Taqi Usmani stelt dat voor de zevende-eeuwse Arabieren “welbespraaktheid en retoriek in hun bloed zat.” Volgens Al-Jumahi, de negende-eeuwse biograaf van de dichters, was “een vers voor de Arabieren het register van alles wat ze wisten en het belangrijkste kompas voor hun wijsheid. Ze begonnen er hun zaken mee en ze eindigden er hun zaken mee.“

De veertiende-eeuwse geleerde Ibn Khaldun benadrukt het belang van poëzie in het leven van de Arabieren:

Men hoort te weten dat Arabieren groot belang hechtten aan de dichtkunst als een vorm van meningsuiting. Daarom maakten ze haar tot het archief van hun geschiedenis, het bewijs voor wat zij als goed en kwaad beschouwden en de belangrijkste referentie voor het merendeel van hun wetenschappen en wijsheid.

Taalkundig talent en expertise oefenden een grote invloed uit in de zevende-eeuwse Arabische samenleving. Taalcriticus en historicus Ibn Rasheeq illustreert dit:

Telkens een dichter opdook in een Arabische stam, kwamen de andere stammen hen gelukwensen. Er waren feestelijkheden, er kwamen de vrouwen bijeen om de luit te spelen zoals bij een huwelijk, en jong en oud verheugde zich over het goede nieuws. De Arabieren feliciteerden elkaar enkel bij de geboorte van een kind en wanneer iemand van hen dichter werd.

De negende-eeuwse geleerde Ibn Qutayba beschrijft de dichtkunst zoals de Arabieren haar zagen als “de kennisbron van de Arabieren, het boek van hun wijsheid … het ware getuigenis op de dag van een meningsverschil, het beslissende bewijs ten tijde van een twist.”

Navid Kermani, schrijver en expert in islamitische studies, legt uit hoe hard de Arabieren moesten studeren om de Arabische taal onder de knie te krijgen. Dit toont aan dat de Arabieren van de 7° eeuw leefden in een wereld die de dichtkunst hoog in het vaandel voerde:

De antieke Arabische dichtkunst is een uiterst complex fenomeen. De woordenschat, de grammaticale eigenaardigheden en strenge normen werden van generatie tot generatie doorgegeven. Alleen de meest begaafde studenten beheersten de taal totaal. Iemand moest jarenlang onder de hoede van een meester-dichter studeren, soms zelfs decennia lang, voor hij de titel van dichter kon opeisen. Muhammad ﷺ groeide op in een wereld die de dichtkunst op een bijna religieuze manier vereerde.

De zevende-eeuwse Arabier leefde dus in een socio-culturele omgeving die over alle voorwaarden beschikte voor een ongeëvenaarde expertise in het gebruik van de Arabische taal.

3. De zevende-eeuwse Arabieren zijn hierin niet geslaagd.

Ondanks hun taalkundige vaardigheid slaagde niemand van hen erin een Arabische tekst voor te leggen die de taalkundige en literaire kenmerken van de Koran evenaarde.

Angelika Neuwirth, professor in Koranstudies, stelt dat de Koran nooit met succes door iemand werd uitgedaagd, noch in het verleden, noch in het heden:

… niemand is erin geslaagd, dat klopt… Ik denk echt dat de Koran zelfs westerse onderzoekers in verlegenheid heeft gebracht, omdat ze niet konden verklaren hoe plots, in een omgeving waarin er niet echt geschreven teksten voorkwamen, de Koran verscheen met zijn rijkdom aan ideeën en zijn prachtige bewoordingen.

Labid ibn Rabi’ah, een van de beroemde dichters van de Zeven Odes, werd moslim juist omwille van de onmogelijkheid om de Koran te imiteren. Eens hij de Islam had aangenomen, stopte hij met zijn dichtkunst. De mensen waren verrast, want “hij was hun meest gewaardeerde dichter.” Ze vroegen hem waarom hij geen poëzie meer maakte, en hij antwoordde: “Hoezo? Zelfs na de openbaring van de Koran?”

E.H. Palmer, Professor Arabisch en Koran, stelt dat beweringen van academici zoals hierboven ons niet moeten verrassen. Hij schrijft:

Het feit dat de beste van de Arabische auteurs nooit in staat was om iets voort te brengen dat even verdienstelijk is als de Koran is op zichzelf niet verrassend.

De islamitische geleerde en Professor Islamitische Studies M.A. Draz bevestigt hoe erg de zevende-eeuwse specialisten in beslag werden genomen door de redevoering die hen onbekwaam achterliet:

In de gouden eeuw van Arabische welbespraaktheid – toen de taal haar hoogtepunt van zuiverheid en kracht had bereikt en toen tijdens jaarlijkse festiviteiten plechtig eretitels werden uitgereikt aan dichters en redenaars – wiste de Koran alle enthousiasme voor poëzie en proza uit en zorgde hij ervoor dat de Zeven Gulden Gedichten, die boven de deuren van de Kaba hingen, werden weggehaald. Alle oren richtten zich op deze pracht van Arabische uitdrukkingskracht.

Een krachtig argument ter ondersteuning van de stelling dat de zevende-eeuwse Arabieren er niet in zijn geslaagd om de Koran na te maken, heeft te maken met de socio-politieke omstandigheden destijds. Centraal in de boodschap van de Koran stond de veroordeling van de immorele, onrechtvaardige en boosaardige gewoonten van de zevende-eeuwse stammen in Mekka. Daartoe hoorde het behandelen van vrouwen als voorwerpen, onrechtvaardige handelspraktijken, polytheïsme, slavernij, rijkdom hamsteren, kindermoord en het verwaarlozen van wezen.

De bewindvoerders van Mekka voelden zich door de boodschap van de Koran uitgedaagd en beseften dat dit hun gezag en economisch succes zou ondermijnen. Om de verspreiding van de Islam een halt toe te roepen hoefden de tegenstanders van de Profeet ﷺ alleen maar de taalkundige en literaire uitdaging van de Koran aan te gaan.

Het feit dat de Islam in zijn eerste kwetsbare dagen toch stand hield in Mekka getuigt van het feit dat zijn oorspronkelijke publiek niet in staat was om die uitdaging van de Koran waar te maken. Geen enkele beweging kan slagen wanneer blijkt dat een bewering die fundamenteel is voor haar kernboodschap onwaar is. Het feit dat de leiders van Mekka in hun poging de Islam te vernietigen hun toevlucht moesten zoeken in extreme campagnes, zoals oorlog en martelingen, wijst erop dat de gemakkelijke methode om de Islam de mond te snoeren – namelijk slagen in de uitdaging van de Koran – had gefaald.

4. Geleerden hebben de onmogelijkheid om de Koran te evenaren bevestigd.

Massa’s geleerden met westerse, oosterse, religieuze en niet-religieuze achtergrond hebben getuigd van de onnavolgbaarheid van de Koran. Hieronder volgt een niet-limitatieve lijst van geleerden die hebben getuigd dat de Koran niet kan worden geïmiteerd:

Martin Zammit, Professor Oosterse Studies:

Niettegenstaande de literaire uitmuntendheid van sommige van de lange pre-islamitische gedichten … staat de Koran absoluut op een apart niveau als de meest eminente geschreven uitdrukking in de Arabische taal.

De oriëntalist en schrijver A. J. Arberry:

Bij het ondernemen van deze poging om de prestaties van voorgangers te verbeteren en iets voort te brengen dat zou kunnen worden erkend als een weerkaatsing, hoe zwak ook, van de sublieme retoriek van de Arabische Koran, heb ik grote moeite gehad om de ingewikkelde en rijkelijk gevarieerde ritmes te bestuderen die – naast de boodschap zelf – deel uitmaken van de onontkenbare bewering van de Koran dat hij behoort tot de grootste meesterwerken van de mensheid.

Professor Bruce Lawrence:

Als tastbare tekenen drukken de koranverzen een onuitputtelijke waarheid uit. Ze verwijzen naar betekenis bedekt met betekenis, licht op licht, mirakel na mirakel.

Hamilton Gibb, Professor en Arabist:

Zoals alle Arabieren waren ze fijnproevers van taal en retoriek. Welnu, als de Koran zijn (Muhammad’s) eigen compositie was geweest, dan hadden andere mensen ermee kunnen wedijveren. Laat ze tien gelijkaardige verzen voortbrengen. Als ze daartoe niet in staat zouden zijn (en dat waren ze duidelijk niet), laat ze dan de Koran erkennen als een uitmuntend en bewijskrachtig mirakel.

De bovenstaande bevestigingen van de onnavolgbaarheid van de Koran vormen slechts een klein voorbeeld van de ontelbare getuigenissen waarover we beschikken.

5. Geleerden die iets anders beweren zijn niet geloofwaardig, omdat zij daarvoor bewezen en erkende achtergrondinformatie moeten ontkennen.

De transmissie via getuigenis lijkt, wat betreft de onmogelijkheid om de Koran te imiteren, de meest rationele. Dit betekent niet dat er een volledige consensus over bestaat of dat alle geleerden bevestigen dat de Koran onbetwist is gebleven. Er zijn enkele opinies van geleerden (zij het een minderheid) die ingaan tegen de onnavolgbaarheid van de Koran. Als echter een geldig getuigenis niet noodzakelijk afhangt van unanimiteit, waarom zou iemand dan het ene getuigenis boven het andere verkiezen?

Het getuigenis aangaande de onmogelijkheid om de Koran te imiteren is redelijker, vanwege het feit dat het steunt op goede kennis van de achtergronden. Deze kennis hebben we reeds besproken in de voorgaande stellingen 1, 2 en 3.

6. Om deze vijf redenen is de Koran onnavolgbaar.

Uit de punten 1 tot en met 5 besluiten we dat het gerechtvaardigd is te stellen dat de Koran niet kan worden geïmiteerd.

7. De mogelijke verklaringen voor de onmogelijkheid om de Koran te imiteren zijn dat hij werd geschreven door een Arabier, door een niet-Arabier, door Muhammad ﷺ of door God.

Om de Goddelijke oorsprong van de Koran duidelijk te maken zonder te verwijzen naar specifieke elementen in de Arabische taal, moeten we gebruik maken van zowel getuigenis als inferentie (kiezen voor de beste oplossing). Wat we tot nu hebben besproken, is dat er een geldige overlevering is van getuigenissen die stellen dat de Koran onnavolgbaar is en dat mogelijke verklaringen hiervoor zouden zijn dat de auteur van de Koran een Arabier was, een niet-Arabier, Muhammad ﷺ of God.

8. Hij kan niet komen van een Arabier, een niet-Arabier of van Muhammad ﷺ.

Om te begrijpen wie de Koran kan hebben voortgebracht moeten we de drie belangrijkste theorieën teniet doen.

Een Arabier?

Er zijn enkele belangrijke redenen waarom de Koran niet van een zevende-eeuwse Arabier kan zijn, en die hebben we reeds aangetoond. Maar hoe zit het met de hedendaagse Arabieren?

Wel, de stelling dat een hedendaagse Arabisch sprekende persoon met de Koran zou kunnen wedijveren is totaal ongegrond. De belangrijkste reden hiervoor is dat de zevende-eeuwse Arabieren beter geplaatst waren om de Koran uit te dagen. Aangezien zij daarin niet zijn geslaagd, is het onlogisch aan te nemen dat een op taalvlak verarmde hedendaagse Arabier zijn voorouders zou kunnen overtreffen.

Ten tweede heeft het moderne Arabisch meer geleden onder leenwoorden en verarming van de taal dan het klassieke Arabisch. Hoe kunnen we een Arabier, die het product is van een op taalkundig vlak relatief vervallen cultuur, gelijk stellen met een Arabier die baadde in een taalkundig zuivere omgeving? Ten derde kunnen de taalkundige vermogens van een hedendaagse Arabier, zelfs wanneer hij klassiek Arabisch studeert, niet tippen aan het talent van iemand die ondergedompeld was in een cultuur die deze taal perfect beheerste.

Een niet-Arabier?

De Koran kan niet van de hand van een niet-Arabier zijn omdat de taal van de Koran Arabisch is en kennis van de Arabische taal een vereiste is om de uitdaging van de Koran te kunnen aangaan. De Koran zelf heeft het hierover: “En voorzeker, Wij weten dat zij zeggen: ‘Voorwaar, het is slechts een mens die hem (Muhammad) onderwijst.’ De taal van degenen waar zij valselijk naar verwijzen is vreemd, maar dit is een duidelijke Arabische taal.” [Edele Koran 16:103]

En als een niet-Arabier de taal zou leren? Daardoor zou die persoon Arabisch spreken, en dan wil ik verwijzen naar de eerste verklaring, hierboven.

Profeet Muhammad ﷺ?

Het is absoluut belangrijk op te merken dat de Arabische taalkundigen ten tijde van de openbaring hun beschuldiging aan het adres van de Profeet ﷺ, dat hij zelf de auteur van de Koran of een dichter was, hebben laten varen. Professor Mohar Ali schrijft:

Er dient op te worden gewezen dat geen enkele goed geïnformeerde persoon de Koran als een dichtbundel ziet. Ook heeft de Profeet ﷺ zich nooit beziggehouden met rijmen. Het was inderdaad een bewering van de ongelovige Quraysh, in het begin van hun verzet tegen de openbaring, dat Muhammad ﷺ een dichter was geworden. Maar al snel stelden ze vast dat hun veronderstelling geen steek hield en pasten ze hun kritiek aan. Dat deden ze vanwege het onontkenbare feit dat de Profeet ﷺ analfabeet was en helemaal niet vertrouwd met de dichtkunst. Dus zegden ze dat hij door anderen werd begeleid, dat hij de verhalen door anderen had laten schrijven en ze dan ‘s morgens en ‘s avonds aan hem liet voorlezen.

Wat van belang is, is dat de Profeet ﷺ niet bekend stond als iemand die de taal beheerste en dat hij niet deelnam aan dichtkunst of proza op rijm. Te beweren dat hij op een of andere manier erin was geslaagd om een literair en taalkundig meesterwerk te produceren, is dan ook verre van rationeel.

Kermani schrijft:

Hij had de moeilijke kunst van het dichten niet geleerd toen hij openlijk verzen begon te reciteren… Toch verschilde Muhammad’s recitatie van poëzie en van het rijmend proza van de waarzeggers, de andere gebruikelijke vorm van geïnspireerde metrische voordracht destijds.

9. Daarom is de beste verklaring dat hij van God komt.

Aangezien het onmogelijk is dat de Koran van een Arabier komt, van een niet-Arabier of van Profeet Muhammad ﷺ, is de beste verklaring dat de Koran van God komt. Dat biedt de beste uitleg voor de onnavolgbaarheid van de Koran, omdat de andere verklaringen onhoudbaar zijn in het licht van de kennis waarover we beschikken.

Load More Related Articles
Comments are closed.

Check Also

Time management – 7 tips van de Islam

Het leven is niets meer dan een korte tussenhalte op onze reis naar het Hiernamaals. Wacht…